maandag 5 oktober 2020

MIJN LASSIE

 


Al vanaf...nee, zo noemt men het wel, maar zo was het niet. Dus niet vanaf mijn jongste jeugd. Mijn jongste jeugd begon op het moment dat ik de baarmoeder verliet. Al zullen er ongetwijfeld biologici zijn die menen dat mijn jongste jeugd startte op het moment dat ik op zoek ging naar het eitje in het binnenste van mijn moeder en doeidoei zei tegen mijn vaders scrotum. Dat ik als zaadcel ik al over een krachtige eigen wil beschikte.

Sinds het moment dat ik de jaren des onderscheids achter me had gelaten, zo vlak voordat ik naar de crèche ging, was ik rodehondwappie. Ik ontkende dat Maurice de Hond rode hond had. Niet veel later bleek dat ik gelijk had. Waar het begon rond te zingen weet ik niet meer. Het was niet op de sociale media. De socialemediawappies hadden destijds de eensgezindheid nog aan hun zijde. Zij ontkenden Hyves, Twitter, Instagram en Facebook. En masse. Zij hadden het bij het rechte eind. De tijdverspillingswebzijdes bestonden nog helemaal niet. En Maurice de Hond had acne. Of – preciezer gesteld – had daaraan geleden. Zijn grindtegelporem was er de stille getuige van.

Omdat ik een kind met een missie was, doelgericht en hands-on, bleef ik op de kleuterschool en de lagere school rodehondwappie. Die ziekte bestond niet. Dat kon niet. Maurice de Hond had immers acne. De zesde klas van de lagere school zou ik nooit halen. Ik had er inmiddels een gewoonte van gemaakt aan het begin van iedere lesdag het woord te eisen en luidop 'overigens ben ik van mening dat rode hond een medisch complot is, waarbij de artsenij de scepter zwaait en onze volksvertegenwoordiging het nakijken heeft' te declameren. Na circa honderdveertien keer op die manier de schooldag te hebben geopend, werd mijn ouders te verstaan gegeven mij voortaan thuis te houden.

Inlevend als mijn ouders waren, haalden ze mij inderdaad onmiddellijk van school. Niet om mij dan thuis maar les te geven en mijn educatie als deel van de opvoeding te beschouwen. Ik werd direct getransfereerd. Naar een internaat. Een internaat waar allemaal kinderen woonden die net als ik rodehondwappie waren. Een opvangvoorziening waar de neuzen dezelfde kant op stonden. Ik kreeg er dan ook direct verkering. Het was liefde op de eerste diagnose. We waren stante pede gek op elkaar en konden het super met elkaar vinden. We deden ongeveer alles samen. Behalve masturberen. Die activiteit vervingen we al snel voor het bedrijven van de liefde.

Het was in onze habitat enigszins ongelukkig dat mijn vriendinnetje 'Lassie' heette. Daardoor dachten veel internaatgenoten dat zij een undercover rode hond was. Een undercover die haar snode bedoelingen door een wat al te transparante naamgeving veel te makkelijk verried. Ze noemden haar wel 'Lassie, de snitch'. Ik voelde me er in eerste instantie ongemakkelijk bij. Maar Lassie maakte me duidelijk dat ze van Britse komaf was en dat haar naam in het Engels gewoon 'meisje' betekent.

Nadat ze besloot voortaan haar haren groen te schilderen, konden we het nog superder met elkaar vinden dan voorheen.