Ruim twintig jaar moet ik al in het bezit zijn van mijn All Terrain Bike-achtige fiets. Lange tijd voldeed het voertuig eigenlijk niet aan mijn wensen. Ik rijd bijna altijd over fietspaden, bij afwezigheid daarvan over straat, nu en dan ben ik gedwongen mij op een binnenweg te begeven en – vooruit, ik zal het eerlijk toegeven – soms pak ik een stoep mee. Zelden rijd ik door terrein. En terrein is juist de reden dat de fiets over brede banden met diep profiel beschikt. Op harde ondergrond maken de banden door hun breedte echter veel te veel contact met het plaveisel. Hierdoor ontstaat wrijving. Wrijving vertraagt de snelheid. Lange tijd was ik door de vertraging voornamelijk kansloos tegen lieden op wielrenfietsen. Waar zij over tien versnellingen beschikken, heb ik slechts de keuze uit drie. Voeg daarbij nog de dunne bandjes van de wielrenners, de daarmee gepaard gaande geringe wrijving en een weldenkend mens klimt niet op zijn ATB, maar blijft een dag lekker in bed liggen.
Sinds enige tijd zijn er ook nog de elektrische fietsen bijgekomen. Ik word ingehaald door maaltijdbezorgers en ouden van dagen, die men tegenwoordig met de verhullende term 'boomers' omschrijft. Boomers, van 'boom (op zijn Engels uitgesproken), kijk ons eens even moeiteloos bij die hulpeloze ATB-bezitter weg demarreren'. Gelukkig fiets ik altijd met een draadloos via mp3-speler verbonden koptelefoon op mijn hoofd. Het smadelijke gelach als ik voor de zoveelste keer word ingehaald en hoogstens een poosje in het kielzog kan volharden, blijft me bespaard.
Mijn ATB-achtige, laat ik die om u niet telkens met het achtervoegsel '-achtige' te vermoeien verder kortweg 'ATB' noemen, stal ik in de ruim bemeten, goed verlichte fietsenstalling onder het plein voor het Rotterdams centraal station. Je kunt je rijwiel er gelijkvloers plaatsen, maar dat is de vandaalkat op het slopersspek binden. Mij te veel kans dat een al dan niet beschonken frustraat het in het voorbijgaan nodig acht mijn achterwiel om te werken van recht tot gekromd of ander uiterst onwelkom ongerief te veroorzaken. Plaats ik mijn fiets op de eerste etage van de rekken, dan is die kans stukken geringer. Ik zie iemand nog niet zo snel mijn tot voor kort reflector geacht achterlicht eraf koppen. Schoppend vergt het een highkick van een geoefend vechtsporter. Beschonken vechtsporters zullen niet slagen in hun poging.
Al de ruim twintig jaren lang dat ik hem bezit, verkeerde ik in de veronderstelling dat zich achterop mijn ATB een reflector bevond. Toen ik het rek met daarin mijn rijwiel onlangs naar beneden trok, bleek de reflector ineens licht te geven. Sinds ik cum laude werd ontslagen uit een psychiatrische instelling weet ik dat ik gecertificeerd niet meer aan paranoia lijd. Ik hoefde niet geschrokken achter mij te kijken of er ineens een auto tot in de fietsenstalling was doorgedrongen, die met ontstoken koplampen de rode lichtreflectie veroorzaakte. Het betrof hier niet slechts een reflector, achterop mijn ATB, maar een heus achterlicht. Direct rees de vraag hoe ik dit achterlicht in werking had gesteld. Met mijn hand wreef ik over de bovenkant van wat ik ruim twintig jaar lang voor een reflector had gehouden. Er gebeurde niets. Toen ik mijn wijsvinger langs de onderkant liet gaan, stuitte ik op een uitsteeksel. Ik drukte erop en het licht doofde. Aangezien ik er ruim twintig jaar lang van was uitgegaan dat er zich achterop mijn fiets een reflector bevond, drukte ik nog een aantal maal ongelovig op het knopje. Dit overtuigde me. Telkens ging het licht aan en dan weer uit. Ik liet het daarop bij 'uit'. Het was vroeg op de dag, zonnig en tijdens mijn aanstaande fietstocht zou het nog een zeer ruim dagdeel licht zijn. Er was geen enkele aanleiding mijn route met brandend achterlicht af te leggen.
Er is nog een andere reden om mijn achterlicht zo min mogelijk aan te zetten. Mijn voorlicht brandt altijd, zodra het rijwiel zich verplaatst. Of het nu licht of donker is. Op ingenieuze wijze is het voorlicht gekoppeld aan beweging van mijn fiets. Hoe het kan, weet ik niet. Een ouderwetse dynamo die hoe dan ook tot wrijving – en daarmee een trager tempo – leidt, heb ik nooit aangetroffen. Trap ik de fiets in beweging dan gaat het voorlicht branden. En dat vind ik wel prima zo. Het achterlicht stelt diverse vraagtekens die tot meer nadenken stemmen. Hoe kan het dat het lampje binnenin gaat branden zodra ik het knopje indruk? Betrekt het zijn energie via door mij onopgemerkte micro-zonnepanelen in het staal van frame, stuur en bagagedrager? Is het windenergie die via de spaken in de banden wordt opgeslagen en zo een weg naar mijn achterlicht vindt? Warmte-koudeopslag die via mijn bips op het zadel in energie wordt omgezet? Of een door alle geheime diensten ter wereld over het hoofd geziene kerncentrale in diepe krochten onder Noord-Koreaanse bodem die contact met mijn achterlicht maakt? Die Noord-Koreanen mogen dan nog geen kernraket op Zuid-Koreaans, Japans of Amerikaans grondgebied hebben laten neerkomen; ik onderschat hun expertise, knowhow, kundigheid en savoir faire bepaald niet. Ik lijd weliswaar gecertificeerd niet meer aan paranoia, dat sluit het met een keur aan mogelijkheden rekening houden niet uit. Hoe op het eerste gezicht niet voor de hand liggend die mogelijkheden ook zijn.
Het belangrijkste: na ruim twintig jaar ben ik erachter gekomen dat de reflector achterop mijn ATB niet slechts reflector, maar zelfs een achterlicht is. Zo kom ik tot de conclusie dat het leven pas bij tweeënvijftig jaren oud begint, waar het de fase ervoor slechts rottig behelpen was. De abrahamsleeftijd plus twee is de leeftijd waarop je als gezonde jongeman besluit pas een elektrische fiets te zullen nemen als je de kist in gaat. Op de elektrische fiets zal ik me geen meter verplaatsen. De fiets zal, in plaats van een gedenksteen, boven mijn graf prijken. Als het even kan, laat ik het monument sponsoren door Pyongyang. Tegen de tijd dat ik het tijdelijke voor het eeuwige verwissel, zo rond mijn 753ste verjaardag, zijn de mondiale gezagsverhoudingen compleet gewijzigd, worden de lakens sowieso vanuit daar verdeeld, spelen topvoetballers en masse in de Noord-Koreaanse ÜberHyperSuper-league, wordt de proloog van de Tour de Corée du Nord eens in de vijftien jaar in Parijs verreden en heb ik daar nooit aan meegedaan omdat ik het op mijn brede banden altijd afleg tegen wielrenners op iele tubes. De rode ster in de cirkel op de Noord-Koreaanse vlag heeft dan al een aantal eeuwen terug plaatsgemaakt voor een wat non-descripte rode beeltenis die mijn achterlicht moet voorstellen.
Wereldwijd zullen wetenschappers zich afvragen hoe het mogelijk is dat het achterlicht van die in de fietsenstalling onder het plein voor het Rotterdamse centraal station geparkeerde ATB nog altijd brandt. Het antwoord heb ik mijn graf in meegenomen. Ik zal het hier alvast verklappen: de laatste keer dat ik mijn fiets stalde, was ik vergeten op dat knopje te drukken.