Singularis
Nominativus: 1e naamval => onderwerp: vindikleukum = de omhoge duim
Genitivus: 2e naamval => bezittelijk voornaamwoord: vindikleuki = van de omhoge duim
Dativus: 3e naamval => meewerkend voorwerp: vindikleuko = aan/voor de omhoge duim
Accusativus: 4e naamval => lijdend voorwerp: vindikleukum = de omhoge duim
Vocativus: 5e naamval => de aangesprokene: vindikleukum = o, omhoge duim
Ablativus: 6e naamval => het middel, de wijze waarop en de handelende persoon in de lijdende vorm: vindikleuko = over de omhoge duim
Pluralis
Nominativus: vindikleuka = de omhoge duimen
Genitivus: vindikleukorum = van de omhoge duimen
Dativus: vindikleukis = aan/voor de omhoge duimen
Accusativus: vindikleuka = de omhoge duimen
Vocativus: vindikleuka = o, omhoge duimen
Ablativus: vindikleukis = over de omhoge duimen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten